Europese parlementsverkiezingen De Europese parlementsverkiezingen vinden om de vijf jaar plaats, in elk van de 27 EU-lidstaten, voor het laatst in 2019. Er werden toen 751 parlementsleden verkozen, die ongeveer 500 miljoen Europeanen vertegenwoordigen. Meer dan 375 miljoen EU-burgers waren stemgerechtigd, zodat dit de grootste transnationale verkiezingen in de geschiedenis waren. Het Europees Parlement vertegenwoordigt de burgers uit de lidstaten op Europees niveau. Het is sinds juni 1979 de enige Europese instelling die rechtstreeks wordt verkozen. Bovendien is het het enige multinationale parlement ter wereld dat op basis van het universeel stemrecht wordt samengesteld. Van 1958 tot 1979 werden Europarlementsleden door hun nationale regeringen benoemd en hadden ze twee mandaten. Op heel wat beleidsterreinen is het Europees Parlement medewetgever met de Raad van de Europese Unie. Zelfs op het gebied van landbouw en buitenlands beleid, waar het parlement alleen wordt geraadpleegd of geïnformeerd, kunnen debatten en resoluties van het parlement de besluiten van de Raad wel beïnvloeden of zorgen dat onderwerpen op de Europese agenda komen. Het parlement beschikt ook over begrotingsbevoegdheden en speelt een rol bij de democratische controle van alle Europese instellingen. Kandidatenlijsten worden per land opgesteld, doorgaans door nationale politieke partijen. De verkiezingsprocedure wordt per land afzonderlijk bepaald. Burgers mogen alleen stemmen op kandidaten in hun eigen kiesdistrict. Stemprocedure Afhankelijk van de wetgeving binnen elke lidstaat zijn er kleine verschillen, doch bijna iedereen ouder dan 18 jaar en met de nationaliteit van een van de 27 EU-landen is stemgerechtigd. De verkiezingen voor het Europees Parlement worden in grote mate nog steeds georganiseerd volgens nationale wetgevingen en tradities. Gemeenschappelijke Europese regels bepalen dat de verkiezingen vrij, geheim en bij algemeen universeel stemrecht moeten plaatsvinden. Europarlementsleden moeten op basis van evenredige vertegenwoordiging in de lidstaten verkozen worden. De lidstaat bepaalt zelf of er een systeem van open of van gesloten lijsten wordt toegepast. Bij open lijsten kan de kiezer voor één of meerdere kandidaten op de lijst een voorkeur aangeven. Bij gesloten lijsten leggen de politieke partijen de volgorde van de kandidaten op de lijst vast en kan de kiezer alleen een stem op de partij uitbrengen. Een minimumdrempel voor de zeteltoewijzing is toegestaan, maar die drempel mag niet hoger liggen dan 5 % van de op nationaal niveau uitgebrachte stemmen. De drempel kan per land variëren. De verkiezingsperiode wordt op EU-niveau bepaald, maar de precieze datum waarop er gestemd wordt en de openingsuren van de kiesbureaus variëren afhankelijk van de nationale kieswetten. Er is stem- of opkomstplicht in België, Bulgarije, Cyprus, Griekenland en Luxemburg. EU-burgers die in een andere lidstaat wonen hebben het recht om daar te stemmen en verkozen te worden. De specifieke procedures daarvoor kunnen wel door nationale kieswetten zijn vastgelegd. EU-burgers die in het buitenland wonen en in hun land van oorsprong willen stemmen, moeten dat volgens de nationale kieswet doen. Sommige lidstaten – onder andere Nederland en Italië – bieden de mogelijkheid aan om per brief te stemmen. Kiesgerechtigden met een andere nationaliteit kunnen veelal in de ambassade of een consulaat terecht.